Gabriel Fauré

Zuid Frankrijk rond 1850. In een kleine kapel zit een jongetje achter een harmonium. Eigenlijk kan hij helemaal niet orgelspelen, maar hij probeert het toch steeds weer. De klank van het instrument is ook zo mooi. Hij moet wel spelen. Gefascineerd drukt hij de toetsen in, om zo de allermooiste samenklanken te vinden.

 Naast hem zit een blinde oude vrouw. Ze is op het geluid van het harmonium afgekomen. Ze luistert geduldig, en geeft zo nu en dan wat advies. Probeer het zo eens. Doe nu eens dit... Dag in, dag uit zitten die twee daar in die kapel. Zo leert de kleine Gabriel Fauré orgelspelen, en wat misschien nog wel belangrijker is, zo leert hij improviseren.

 Op een dag gaat de blinde vrouw naar Gabriels ouders om over het talent van hun kind te vertellen. Vader en moeder Fauré zijn zelf niet muzikaal, maar ze vinden het goed dat hun zoontje op muziekles gaat. Verder besteden ze er niet zoveel aandacht aan. Maar dan, als Gabriel acht jaar is, hoort een belangrijke heer uit Parijs hem toevallig spelen. Hij is zeer onder de indruk, en hij raadt Gabriels ouders aan hun kind naar een speciale school te sturen, de  Niedermeyer school voor kerkmuziek in Parijs.

 Parijs. Dat is drie dagen reizen. Gabriels ouders zijn volledig van slag, en dat is heel begrijpelijk. Zelfs nu, in het tijdperk van vliegtuigen en hogesnelheidstreinen, is het een hele beslissing om je kind in een vreemde stad op school te doen. Toch vertrekken, ruim een jaar later, Gabriel en zijn vader naar Parijs.  

 Gabriel is een uitstekende leerling, en eenmaal afgestudeerd, kan hij meteen aan de slag als organist en koordirigent. Op school is ook duidelijk geworden dat hij compositietalent heeft, maar als componist heeft Fauré niet meteen succes. Hij is namelijk een buitenbeentje. In de tijd waarin hij leeft is het mode om groots en meeslepend te componeren. Hoe meer noten per minuut, hoe beter, lijkt het wel.

 Fauré houdt daar helemaal niet van. Hij schrijft juist hele intieme, eenvoudige muziek. Een stem, een paar instrumenten en een orgel, wat kun je daar al niet mee doen.

Zijn stijl wordt niet door iedereen gewaardeerd, en het duurt lang voordat hij algemeen erkenning krijgt.

 Die erkenning komt pas op middelbare leeftijd. Dat is ook de leeftijd waarop hij zijn Requiem componeert. Zo'n requiem of dodenmis wordt meestal ter nagedachtenis aan een geliefde geschreven, maar bij Fauré is dat niet het geval. Aan een collega schrijft hij: "Mijn Requiem is zomaar gecomponeerd... Voor mijn plezier, als ik dat zo mag uitdrukken! Het werd voor het eerst uitgevoerd in La Madeleine voor de begrafenis van een of andere parochiaan rond 1890. Meer kan ik u niet vertellen!"

 Wel weerspiegelt het Requiem Fauré's persoonlijke visie op de dood. Het is een visie vol vreugdevolle verwachting over het wat er nog komen gaat; een visie zonder angst en beven. De muziek is dan ook heel vredig, verstild en troostrijk. En ook al heeft Fauré bij het schrijven van het Requiem niet aan bepaalde personen gedacht, toch voel je in de noten de aanwezigheid van die blinde oude vrouw, die vast en zeker vanuit het paradijs over Fauré's schouder heeft meegekeken terwijl hij zijn Requiem schreef.