Giacomo Puccini

Stel dat jij naar een conservatorium wilt maar je ouders zijn niet muzikaal. Geen probleem. Je doet gewoon auditie, en als je goed genoeg bent, word je aangenomen. Vroeger lag dat wel even anders. Je werd geacht in de voetsporen van je ouders te treden, en al was je nog zo muzikaal, als je vader smid was, werd jij ook smid. Was je echter in een muzikantengezin geboren, dan kreeg je de muziek met de paplepel ingegoten.

Zo ging het ook met de Italiaanse componist Giacomo Puccini. Vier generaties lang had zijn familie het provinciestadje Lucca van kerkmuziek voorzien. Als oudste zoon was de kleine Giacomo dan ook voorbestemd zijn vader als stadsorganist en koordirigent op te volgen. Dit was zelfs zo vanzelfsprekend, dat toen Giacomo op zesjarige leeftijd zijn vader verloor, een oom als stadsmusicus werd aangesteld op voorwaarde dat hij de baan moest overdragen aan Giacomo zodra die zijn muziekstudie had afgerond. Dezelfde oom gaf het kind ook zijn eerste muzieklessen. Toen Giacomo wat ouder werd, ging hij aan het Istituto Musicale van Lucca studeren. Op zijn veertiende speelde hij zo goed orgel, dat hij af en toe kerkdiensten in kleine kerkjes mocht begeleiden en op zijn zestiende begon hij serieus met componeren.

Toch verliep Giacomo's opleiding niet geheel volgens plan. Diep in zijn hart hield hij namelijk meer van opera dan van kerkmuziek. Op een dag liep hij zelfs twintig kilometer naar Pisa om daar in het grote stadstheater een opera van de beroemde componist Verdi te zien. De uitvoering maakte zo'n diepe indruk op hem, dat hij het vanaf dat moment zeker wist: hij wilde operacomponist worden. Later schreef hij over de gebeurtenis: "Het was alsof er een muzikaal raam voor me werd opengedaan."  

De Messa di Gloria was het afstudeerproject waarmee Puccini op 22-jarige leeftijd afscheid nam van het Istitute Musicale. Het was ook de compositie waarmee hij afscheid nam van de kerkmuziektraditie van zijn voorouders. Dit laatste werd hem gelukkig niet kwalijk genomen, want zowel zijn leraren als zijn familie herkenden zijn grote talent. Hij kreeg zelfs een beurs van de staat en een toelage van een familielid om in Milaan verder te kunnen studeren. Het was het begin van een glanzende carrière als operacomponist.

Dat de Messa di Gloria door een student is geschreven, is absoluut niet te horen. Integendeel, het stuk wordt juist gekenmerkt door een vanzelfsprekende volwassenheid en een grote trefzekerheid. Bovendien is de Messa di Gloria heel bijzonder doordat er twee genres in samensmelten: kerkmuziek en opera. Aan de ene kant is het een echte mis, een op muziek gezette kerkdienst, met alle plechtige verhevenheid die daarbij hoort, aan de andere kant heeft Puccini met hart en ziel zijn liefde voor de opera in het werk vervlochten. Daardoor heeft de Messa di Gloria een dramatiek die je maar zelden in kerkmuziek tegenkomt.

Vrijwel meteen nadat Puccini de Messa di Gloria had geschreven, belandde het werk in een archief waar alleen echte Puccini-kenners het wisten te vinden. Daar bleef het liggen tot een Amerikaanse priester naar Lucca kwam om materiaal voor een nieuwe biografie over Puccini te verzamelen. Uiteraard ging hij ook naar het archief, waar hij deze mis vond die toen nog gewoon Messa a quattro voci, (mis voor vier stemmen) heette. De priester gaf het werk de naam Messa di Gloria, naar het opwindende tweede deel, het Gloria, dat het hoofdbestanddeel van de mis vormt. 

Hij nam het stuk mee naar Chicago, waar het voor het eerst na 70 jaar weer werd uitgevoerd. Sindsdien is de Messa di Gloria niet meer weg te denken uit het klassieke koorrepertoire.