Johann Sebastian Bach

Als je tegenwoordig naar een kerkdienst gaat, sta je meestal na een uurtje wel weer buiten. Zo'n driehonderd jaar geleden was dat anders. Veel mensen gingen meerdere keren per week naar de kerk, en vooral op zon- en feestdagen duurden de diensten ook nog veel langer. Op eerste kerstdag duurde de avonddienst waarschijnlijk wel een paar uur.

 In iedere avonddienst zat een magnificat, oftewel het lied van Maria. Volgens de bijbel verschijnt er een engel aan Maria die haar vertelt dat ze in verwachting is van de zoon van God, waarna ze uitbarst in een spontane lofzang. De eerste zin van het magnificat luidt: "Magnificat anima mea dominum", oftewel "Mijn ziel prijst de Heer."

Met kerst was het magnificat altijd extra feestelijk. In de grotere kerken werd het dan uitgevoerd door een koor, solisten en een orkestje dat bestond uit een paar violisten, een paar fluiten en hobo's, en wat koperblazers, als je die tenminste kon krijgen. Een flinke productie. Maar omdat er ook gebeden, gepreekt en gezongen werd, mocht het Magnificat niet te lang duren.

 In het jaar waarin Johann Sebastian Bach zijn Magnificat schreef, was hij pas cantor van de Thomaskerk in Leizig geworden. Als cantor was hij niet alleen stadsorganist en koordirigent, maar ook muziekdirecteur van de universiteit, moest hij muziekles geven, moest hij muziek componeren voor de twee lutherse kerken van de stad, en was hij verantwoordelijk voor de musici die aan de andere kerken aangesteld waren. Kortom, hij had het druk druk druk.

 Bach hoefde niet persé een nieuw magnificat te schrijven. Hij had er ook best één van zijn voorganger uit de muziekbibliotheek kunnen halen. Maar omdat het zijn eerste kerst in Leipzig was, besloot hij toch zijn eigen muziek te componeren. Met zo'n feestelijk werk kon hij immers goed laten zien wat hij als componist in huis had.

 Bach gebruikte voor het Magnificat vijf solisten, een vijfstemmig koor, en een voor die tijd uitzonderlijk groot orkest. In een brief aan het stadsbestuur beloofde hij plechtig dat hij "omwille van het bewaren van de goede orde in de kerk er voor zou zorgen dat het werk niet te lang zou duren, en dat de muziek niet te theatraal van karakter zou zijn maar de luisteraar juist in een vrome stemming zou brengen."

 Het Magnificat bestaat uit 12 korte deeltjes die sterk met elkaar contrasteren. Ieder deeltje is een muzikaal juweeltje dat op geheel eigen wijze Maria's gevoelens weerspiegelt. Zo zijn er uitgelaten koren, maar ook intieme aria's waarin Bach op ontroerende wijze Maria's kwetsbaarheid beschrijft.

 

 Bach is er prachtig in geslaagd de aan zichzelf opgelegde opdracht aan het Leipziger stadsbestuur te vervullen. Het Magnificat heeft duidelijk een religieuze boodschap, en is zo compact en afwisselend, dat het de aandacht van de luisteraar van begin tot einde moeiteloos vasthoudt.