Johann Sebastian Bach

Kerstmis. Tegenwoordig betekent dat vooral gezelligheid. Lekker eten, een kerstboom, cadeautjes, lichtjes, mooie etalages, en natuurlijk ook het verhaal over Jozef, Maria en het kindje Jezus. Zo'n 300 jaar geleden stond met kerstmis de geboorte van Christus nog helemaal centraal. Kerst duurde geen twee, maar twaalf dagen, en op zes van die dagen waren er feestelijke kerkdiensten: op eerste, tweede en derde kerstdag, op nieuwjaarsdag, op de eerste zondag na nieuwjaar en op Epifaniën (een oud christelijk feest). Die diensten duurden soms wel een paar uur. Er werd gebeden, gezongen, gepreekt, en vaak werd er ook een muziekstuk, bijvoorbeeld een cantate, uitgevoerd.

 Een cantate is een op muziek gezet verhaal dat wordt uitgevoerd door solozangers, een koor en een orkestje. In de tijd dat Johann Sebastian Bach het Weihnachtsoratorium schreef, was hij cantor, een soort stadsmuziekdirecteur, van de Thomaskerk in Leipzig. Als cantor moest hij het orgel bespelen, het koor dirigeren, lesgeven, en muziek voor kerkdiensten componeren. Zo schreef Bach jaar in, jaar uit, cantates voor de zondagsdiensten. Wel meer dan driehonderd.

 Ook voor kerst schreef Bach altijd muziek, maar met het Weihnachtsoratorium wilde hij eens iets extra feestelijks doen.

Niet zomaar een cantate, maar zes cantates. Voor iedere feestdag één. Elk van die cantates bevatte een stuk van het kerstverhaal, en samen vormden ze een oratorium (een opera zonder toneelspel en decor) over de eerste dagen van het leven van Jezus. Tegenwoordig wordt het Weihnachtsoratorium vaak in zijn geheel uitgevoerd, maar Bach heeft het zelf nooit zo gedirigeerd. Als je in Bachs tijd leefde, en je wilde het hele Weihnachtsoratorium horen, dan moest je dus zes keer naar de kerk.

 Doordat er steeds een ander stukje van het verhaal wordt verteld, heeft iedere cantate van het Weihnachtsoratorium zijn eigen karakter. De tweede cantate, bijvoorbeeld, gaat over de herders. Terwijl ze de wacht houden over hun schaapjes verschijnt er een engel die hun vertelt dat Jezus geboren is. De cantate begint met een instrumentaal deel, dat een landelijke sfeer oproept. Je ziet als het ware de herders rond hun vuurtje zitten.

Later, wanneer de herders het kindje in de stal bezoeken, zingt Maria een wiegeliedje: slaap maar, mijn kindje.

Maar in de zesde cantate, als de wijzen uit het oosten de stal bezoeken, is de muziek veel plechtiger.

 Niet alle muziek in het Weihnachtsoratorium was nieuw. Bach gebruikte ook stukken die hij al eerder had gecomponeerd. Nu zouden we daar raar van opkijken, maar in Bachs tijd was dat heel gewoon. Er bestonden nog geen iPods of mp3-spelers, en een muziekstuk kon dus niet onbeperkt beluisterd worden. Sterker nog, vaak werd een compositie maar één keer uitgevoerd. Je kunt je dan ook wel voorstellen dat een componist, vooral als hij ergens bijzonder tevreden over was, zijn werk graag nog eens wilde laten horen. 

 Over het leven van Bach is niet zo heel veel bekend. We kennen de feiten wel, waar hij werd geboren, en waar hij heeft gewerkt, en zo, maar over Bach als mens weten we niet zoveel. Eén ding is zeker, Bach had het niet gemakkelijk. Toen hij nog maar tien jaar was, overleden zijn beide ouders. Zijn eerste vrouw stierf toen hij 35 jaar was. Van de twintig kinderen die in het gezin Bach geboren werden, bereikten er maar tien de volwassen leeftijd. Bach moet veel en intens geleden hebben. Toch is zijn muziek niet zwaar of somber. Natuurlijk zijn er trieste momenten, maar over het algemeen ademt Bachs werk juist blijmoedigheid, humor en levensvreugde. En met zijn Weihnachtsoratorium schreef hij zelfs een van de meest feestelijke, optimistische werken uit de muziekliteratuur.